Duidelijkheid over compensatie transitievergoeding bij slapende dienstverbanden vóór 2015

door Judith Tersteeg

Op 1 juni 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep een belangrijke uitspraak gedaan over de compensatie van de transitievergoeding bij slapende dienstverbanden, die vóór 2015 zijn ontstaan. Deze uitspraak schept duidelijkheid over de toepassing van de compensatieregeling.

Slapend dienstverband

Van een ‘slapend dienstverband’ is sprake wanneer een werkgever na twee jaar ziekte een werknemer in dienst houdt, terwijl de werkgever geen loon meer betaalt en de werknemer geen werk meer verricht. Op die manier kon de werkgever voorkomen dat hij een transitievergoeding moest betalen. Die was hij namelijk enkel verschuldigd wanneer het dienstverband na twee jaar ziekte eindigde. De Hoge Raad heeft in 2019 in de zogenoemde Xella-uitspraak een streep gezet door slapende dienstverbanden door te oordelen dat een werkgever aan een door de werknemer verzochte beëindiging moet meewerken, tenzij hij een gerechtvaardigd belang heeft bij het in stand houden van de arbeidsovereenkomst.

Compensatieregeling

Per 1 april 2020 is met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 een compensatieregeling ingevoerd (Wet compensatie transitievergoeding). De compensatieregeling houdt in dat een werkgever van het UWV compensatie kan krijgen voor de transitievergoeding die aan een werknemer betaald moet worden bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte. Dankzij deze regeling zou beëindiging van de arbeidsovereenkomst dus geen financieel nadeel opleveren voor de werkgever

Onduidelijkheid over toepassing compensatieregeling

Lange tijd was onduidelijk of de compensatie van de transitievergoeding ook gold voor gevallen waarbij de wachttijd van twee jaar van ziekte al eindigde vóór 1 juli 2015. Vóór 1 juli 2015 bestond de transitievergoeding immers nog niet waardoor ook geen recht zou bestaan op compensatie van een eventueel betaalde beëindigingsvergoeding.

Mede omdat het UWV in dergelijke gevallen ook geen compensatie betaalde aan de werkgevers voor de door de werkgever verschuldigde transitievergoeding, hebben veel rechters in de afgelopen jaren dan ook geoordeeld dat een werkgever niet verplicht is om een slapend dienstverband te beëindigen (en dus om een transitievergoeding te betalen) wanneer de wachttijd vóór 1 juli 2015 is geëindigd. Door deze beperkte uitleg van de compensatieregeling lieten werkgevers dus de arbeidsovereenkomsten, waar de wachttijd eindigde vóór juli 2015, in stand.

Uitspraak Centrale Raad

Aan de voornoemde beperkte uitleg door het UWV heeft de Centrale Raad van Beroep nu een einde gemaakt. Het UWV was van mening dat de werkgever geen recht heeft op compensatie, omdat vóór 1 juli 2015 geen transitievergoeding hoefde te worden betaald bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst (aangezien de transitievergoeding pas is ingevoerd op 1 juli 2015)

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het UWV echter uitgaat van een onjuiste wetsuitleg. De voorwaarde dat de compensatie niet hoger kan zijn dan de transitievergoeding die verschuldigd was op de dag nadat de werknemer twee jaar ziek was, is slechts een maximering van de hoogte van de compensatie en moet dus niet gezien worden als extra voorwaarde voor het recht op compensatie. Dit sluit ook aan bij het doel van de compensatieregeling, namelijk werkgevers stimuleren slapende dienstverbanden te beëindigen.

Kortom

Werkgevers krijgen bij het UWV ook compensatie voor de betaalde transitievergoeding als de wachttijd van 2 jaar ziekte is verstreken vóór 1 juli 2015, maar de arbeidsovereenkomst is geëindigd op of ná 1 juli 2015.

Vorige
Vorige

Annotatie bij uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 april 2022: Gebondenheid van ongebonden werknemer aan cao ontslagcommissie

Volgende
Volgende

Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden aangenomen door de Eerste Kamer