Oneerlijk annuleringsbeding in pakketreisovereenkomst?
door Judith Tersteeg
Samenvatting
Op 19 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een uitspraak gedaan over een annuleringsbepaling van een cruisemaatschappij, welke bepaling heel gebruikelijk is in de reisbranche aangezien deze ook is opgenomen in de ANVR-reisvoorwaarden voor pakketreizen. Deze rechter stelt dat het annuleren van de reis omdat de reiziger (ondanks aanmaning daartoe) niet tijdig heeft betaald, in strijd is met dwingend recht en dat het beding in de algemene voorwaarden waarin dit is toegestaan ook is op te vatten als een oneerlijk (annulerings)beding.
In mijn optiek is dit een juridisch (deels) onjuiste uitspraak. Ik licht dat hieronder graag toe.
Feiten
Reizigers hadden online een cruise geboekt voor een totaalbedrag van € 6.456.-. Op de reisovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van de ANVR en de algemene voorwaarden van de cruisemaatschappij van toepassing. De cruisemaatschappij hanteert van de ANVR-reisvoorwaarden afwijkende annuleringskosten, hetgeen is toegestaan. Uiteraard hanteert de cruisemaatschappij ook een bepaalde (aan)betalingstermijn. Bij overschrijding van die betalingstermijn(en) behoudt de cruisemaatschappij zich het recht voor om de geboekte reis te annuleren:
“Bij overschrijding van de overeengekomen betalingstermijn is de reiziger zonder dat voorafgaande sommatie of ingebrekestelling vereist is de wettelijke (handels) rente verschuldigd(…), alsmede is Zeetours gerechtigd de geboekte reis(reizen) ter annuleren. Reeds betaalde gelden worden dan niet gerestitueerd; de annuleringsbepalingen, vermeld in artikel 4.1 van deze voorwaarden, zijn dan onverminderd van toepassing.”
De cruisemaatschappij had van de reizigers de aanbetaling van € 3.000,- uiteindelijk pas ontvangen op het moment dat de gehele reissom al betaald had moeten zijn. De restantbetaling is dus ook niet tijdig ontvangen. De cruisemaatschappij verzoekt de reizigers om voor een bepaalde datum alsnog tot betaling over te gaan omdat zij anders genoodzaakt is de boeking te annuleren. Daarna stuurt de cruisemaatschappij nogmaals een aanmaning. De reigers zegge weliswaar dat zij zo spoedig mogelijk het restantbedrag zullen betalen, maar gaan niet over tot betaling. De cruisemaatschappij annuleert de boeking tegen 100% annuleringskosten en vordert in deze procedure dus de annuleringskosten van de reizigers.
In strijd met dwingend recht?
De rechter stelt zich allereerst op het vergaande standpunt dat nu in de wet op de reisovereenkomst in artikel 7:509 lid 5 BW slechts twee gevallen zijn opgenomen waarin het de organisator is toegestaan om voorafgaand aan de reis de reisovereenkomst te annuleren (namelijk als het minimum aantal deelnemers niet is bereikt of er sprake is onvermijdbare buitengewone omstandigheden) het per definitie niet mogelijk is om in de algemene voorwaarden een beding op te nemen waarin staat dat de overeenkomst eindigt als de consument de reissom niet geruime tijd voorafgaand aan de reis heeft voldaan. De rechter stelt dat geen grondslag is voor beëindiging van de reisovereenkomst als bedoeld in artikel 7:509 lid 5 BW (dat klopt) en dat daarom zo'n beding in strijd is met dwingend recht. Dat laatste lijkt me niet juist.
De rechter lijkt hier totaal uit het oog te verliezen dat op de reisovereenkomst in beginsel de gewone regels van het Burgerlijk Wetboek (BW) ook van toepassing zijn. Titel 7A over de reisovereenkomst geeft enkele dwingendrechtelijke additionele verplichtingen, en wijkt op enkele andere punten af. Op grond van boek 6 BW is het mogelijk om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan na wanprestatie (bestaande uit het niet tijdig betalen). Uitgangspunt is dan dat er twee ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan: oftewel, de reiziger krijgt in beginsel het geld terug als hij al iets had betaald en de TO hoeft de reis niet langer uit voeren. Eventueel kan de (reis)organisator dan nog schadevergoeding vorderen voor de schade die is geleden door de wanprestatie. Voordat je ontbinding kunt vorderen wegens wanprestatie moet eerst worden gekeken of de wederpartij (in dit geval de consument) nog aan de overeenkomst zou kunnen voldoen. Als dat het geval is (en dat zal meestal zo zijn) dan mag de organisator pas ontbinden als er sprake is van 'verzuim'. Dat betekent dus dat de consument van de organisator een schriftelijke aanmaning moet hebben gekregen waarin een redelijke termijn is gesteld om alsnog na te komen (te betalen). Als die termijn is verstreken kan er ontbonden worden wegens wanprestatie.
Gelet hierop is in artikel 10 lid 2 van de ANVR-reisvoorwaarden dan ook opgenomen dat als een consument niet tijdig heeft betaald, hij nog een termijn krijgt van 14 dagen om aan zijn betalingsverplichting te voldoen:
“ Als je in verzuim bent, maant de organisator, of iemand namens hem jou aan tot betaling en stelt je een termijn van 14 dagen om alsnog aan je verplichtingen te voldoen. Je wordt erop gewezen dat als je ook dan niet betaalt de overeenkomst per deze datum geacht wordt te zijn geannuleerd. De organisator verrekent reeds betaalde bedragen met de annuleringsgelden. Als de vertrekdatum binnen deze 14 dagen ligt, dan moet je de volledige reissom in ieder geval uiterlijk 24 uur voor de vertrekdatum voldoen.”
De ANVR-reisvoorwaarden zijn bovendien ook in SER verband (en dus met toestemming van de Consumentenbond) overeengekomen en daar lijkt de rechter ook volkomen aan voorbij te gaan.
Kortom: ik begrijp niet dat de rechter volledig aan boek 6 BW en artikel 10 lid 2 van de ANVR-reisvoorwaarden voorbij gaat. Temeer ook omdat de organisator hier de consument ook netjes heeft aangemaand om alsnog te betalen (ook al stond zijn aanmaningstermijn niet in de aanvullende voorwaarden van de organisator zelf). De organisator lijkt zich dus keurig aan de ANVR-reisvoorwaarden te hebben gehouden die partijen waren overeengekomen.
Oneerlijk beding?
Uit het niets merkt de rechter dan ook nog op dat er sprake is van een oneerlijk beding (maar op welke juridische grondslag is mij onhelder). De rechter vindt dat omdat de reiziger op grond van dit beding moet betalen voor een reis die de organisator niet meer hoeft te leveren. Een en ander verstoort volgens de rechter het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk en staat niet in verhouding tot de tekortkoming aan de zijde van de consument.
Dat zie ik wezenlijk anders. Een organisator moet op een gegeven moment zijn achterliggende leveranciers gaan betalen. Als de consument weigert tijdig te betalen, kan de organisator de achterliggende leveranciers niet (tijdig) betalen. Ik vind niet dat je van een organisator mag verwachten dat hij alle kosten voorschiet zonder dat hij zekerheid heeft dat de reiziger gaat betalen. Bovendien gaat de rechter er ook volkomen aan voorbij dat de mogelijkheid dat bij ontijdige betaling de reisovereenkomst wordt geacht te zijn geannuleerd, is opgenomen in artikel 10.3 van de ANVR Reisvoorwaarden, welke voorwaarden zoals gezegd in SER verband zijn overeengekomen. Van een oneerlijk beding lijkt me dan ook geen sprake.
Tot slot
Voor de reisbranche hoop ik niet dat deze uitspraak navolging krijgt. Dit zou het hele systeem waarbij organisatoren (aan)betalingen vragen aan de reizigers om hun achterliggende leveranciers te kunnen betalen (zodat zij hotelkamers/auto’s/vluchten regelen) ondermijnen.
Heb je nog vragen over deze uitspraak, neem dan gerust even contact op.
#annuleringsbepaling #reisbranche #reisvoorwaarden #pakketreizen #algemenevoorwaarden
Wil je de hele uitspraak lezen? Onderstaand de link:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2022:4334